Afbeelding
logo

Thuis of in de kluis (vervolg)

· leestijd 1 minuut Bij de les

Ik moet naar het toilet en omdat de toiletten van de leerlingen dichter bij mijn lokaal zijn dan die van de docenten, piep ik snel daar naar binnen.

Op de grond, in de hoek, ligt een telefoon. Van een leerling dus. Die vást even stiekem op haar insta of snap wilde kijken. Wat zal ze balen dat nou net een docent na haar op het toilet zit en haar telefoon vindt.

Ik klik er even op om te kijken of er een foto van haar opstaat en of ik haar ken. Dat is wat handiger met teruggeven. Maar er verschijnt een foto van een hond. Dan komen er een paar meldingen in beeld van haar moeder die haar appt. Ik doe ‘m snel uit en breng haar telefoon naar de conciërge.

Moeder was denk ik ook even vergeten dat het de bedoeling niet meer is om te appen onder schooltijd.

“Hoe kan ik mijn kind nu bereiken op school. Ik wil dat hij bereikbaar is”, zei een bezorgde ouder me onlangs aan de telefoon. Ze volgt haar zoon via Life360, dus ze kan zien als hij op school aankomt, en ook wanneer hij weer naar huis fietst.

Overdag appt ze hem regelmatig, vertelt ze. Met vragen of een leuk berichtje. Dat kan nu allemaal niet meer. “Tja, hij zit dan in de les, op te letten. Zonder telefoon”, reageer ik.

Die middag zie ik haar zoon zitten. In de aula, aan een tafeltje met drie klasgenoten. Ze zitten te ezelen. Ik schuif even aan. Ze hebben dikke lol. Ik breng het gesprek op telefoons. “Nou”, zegt er één: “zoals u ziet mevrouw, we doen een spelletje, en da’s eigenlijk best wel lachen.”

Onze school heeft op elke etage een grote kast vol spelletjes neergezet, en daar wordt grif gebruik van gemaakt in pauzes en tussenuren. “Ik vind het best wel lekker rustig zonder telefoon”, zegt nummer twee. Degene wiens moeder hem zo graag appt. Blijkbaar mist zijn moeder hem meer dan hij haar: “Mijn schermtijd zit nu op anderhalf uur per dag. Die zat soms wel op zes”.

“Oh, ik haal die zes nog wel”, zegt een andere jongen grijnzend. Hij zit naast de andere jongens op zijn iPad te gamen.

“Doet u een potje ezelen mee?”, vraagt de ander. Dat wil ik wel.

Betuttelend? Nee hoor; ik ben om!